Pasta moet je altijd in ruim water koken. Mik op een verhouding van 1:10, oftewel 100 g pasta per liter water. Dat heeft verscheidene voordelen. Ten eerste neemt pasta veel water op, ongeveer anderhalf tot twee keer het eigen gewicht. Verder helpt ruim water om kleven te voorkomen. Tijdens het koken gaat pasta namelijk een klein beetje stuk. Daardoor lekt er zetmeel in het water. Dat zorgt ervoor dat de pasta aan elkaar gaat kleven. Als je ruim water gebruikt is er voldoende vocht om het zetmeel in op te lossen en heb je dit probleem niet.
Verder koelt het water door het grotere volume minder af na het toevoegen van de pasta (zie #2 hieronder) en kun je het zo veel gemakkelijker doorroeren (zie #3 hieronder). Vooral bij pastasoorten als spaghetti, tagliatelle en pappardelle is dat handig.
Zodra je pasta in de pan gooit, moet je het goed doorroeren, en het ook in de minuten daarna in beweging houden. Het zetmeel dat namelijk vrijkomt door het hete water (zie boven) heeft de neiging om als een soort van lijm te gaan fungeren, waardoor de pasta aan elkaar gaat plakken. Goed doorroeren is zeer effectief hiertegen.
Pasta moet je nooit samen met koud water aan de kook brengen, maar altijd pas toevoegen als het water goed aan de kook is. Daar is een uitstekende reden voor: pasta neemt in koud water weliswaar water op, maar het gaart niet. Het resultaat: een slappe, papperige pasta. Begin dus met kokend water en breng het zo snel mogelijk weer aan de kook nadat de pasta is toegevoegd.
Overigens kan daarna het vuur in principe uit, als je de deksel op de pan laat. Het blijkt bar weinig uit te maken voor de kooktijd of de smaak. In elk geval is het niet nodig om het hard te laten doorkoken; zo loop je ook minder risico op uit elkaar vallende pasta.
Zout in pastawater vervult twee belangrijke functies. Ten eerste, uiteraard, smaak. Pasta kan anders wat zouteloos zijn, en een gerecht kan heel wat evenwichtiger worden als dat niet moet worden uitgebalanceerd door de saus, zeker als je het op z'n Italiaans met heel weinig saus eet. Het is maar al te bekend dat je anders veel te veel (zoute) kaas erbij gaat eten.
Daarnaast zorgt zout voor een minder lijmachtig zetmeel. Dat verbetert de structuur van de pasta. Bovendien helpt het mee om plakkerigheid binnen de perken te houden.
Overigens hoef je bij het toevoegen van zout niet te overdrijven. Sommige recepten schrijven voor dat je voor iedere liter 10 g zout moet toevoegen, maar dat is eigenlijk niets dan verspilling.
Eén flinke theelepel op een volle pan volstaat, tenzij de saus erg slapjes is. Dan kun je beter overwegen de pasta in wat bouillon te koken, bijvoorbeeld groentebouillon. Voeg het zout toe voordat je de pasta in de pan doet.
Al dente (dente is Italiaans voor "tand") is pasta waar je tanden voor nodig hebt: beetgaar. Over smaak valt niet te twisten, maar pasta die nog wat bite heeft, valt toch bij de meerderheid in de smaak.